De kerk van Hendrick de Keyser

Terwijl de Beemster werd drooggelegd, besloten de Hoofd-Ingelanden in oktober 1611 om voorlopig een eerste kerk te bouwen bij de kruising in (het toen geheten) Middel Beemster. Vier andere kerken zou men later bouwen verspreid over de Beemster, daar is het echter niet meer van gekomen.

Op 15 juli 1613, de Beemster is dan inmiddels drooggelegd, werd besloten betreffende vijf percelen voor de aanleg van een kerk, beter toegankelijk te maken, er rondom een sloot aan te leggen en de grond te gebruiken voor ophoging van de betreffende terreinen. Eerst zou daar dan een korenmolen worden geplaatst.

Tijdens de Grote Paasvergadering eind april 1615 wordt besloten het maken van een ontwerp en begroting voor de kerk in Middel Beemster op te dragen aan Hendrick de Keyser, Hendrick Jacobsz. en Cornelis Danckerts. Voorgenomen werd het kerkhof op te hogen en op het midden daarvan “een proper langwerpig vierkant kerkje met een klein torentje, zoo als die van Oosthuizen en Avenhorn” te doen verrijzen.

Dat het uiteindelijk een geheel ander ontwerp is geworden dan zoals het nog bestaande kerkgebouw in Oosthuizen laat zien, is verklaarbaar uit het tijdsverschil. De kerk in Oosthuizen dateert uit het begin van de 16e eeuw en werd gebouwd conform de laatgothiek, bouwmeester Hendrick de Keyser werkte uiteraard volgens de beginselen en stijl zoals die in de renaissance aan de orde waren.

In 1618 werd met de bouw van de kerk in Middenbeemster begonnen, gesitueerd in het zuid-oost kwadrant van de kruising tussen Middenweg en Rijperweg. Het jaartal staat vermeld boven de ingang van de kerk.

Nadat de toren in 1621 was voltooid kon de kerk op 30 juli 1623 worden ingewijd. Het ontwerp was van Hendrick de Keyser, daarin bijgestaan door zijn uitvoerder Cornelisz. Danckerts.

In 1625 werden twee kamers aan weerszijden van de toren gebouwd, de huidige consistoriekamer en de stovenkamer. Dit overigens nadat eerst herstellingen waren uitgevoerd omdat de toren van de kerk begon af te wijken. Dit laatste kan verklaren waarom de toren pas later “op hoogte werd gebracht” (zie hierna).

De kerk in Middenbeemster is één van de vroegste voorbeelden van protestantse kerkbouw in Holland volgens traditioneel lengtepatroon. De behandeling van de toren, de westgevel en de puntgevel die aan de oostzijde het zadeldak afsluit, is kenmerkend voor Hendrick de Keyser . De toren was in eerste instantie “tot op zekere hoogte opgetrokken en nog met lage kap gedekt”. In 1661-1662 werd de toren naar ontwerp van Pieter Post verhoogd, met als uitvoerder Arent Heemskerk. Daarbij werd de huidige situatie bereikt.

De tekening “Kerk in de Middenbeemster” uit 1794 van H.Tavenier laat de kerk zien zoals deze (verondersteld) was bij de oplevering in 1623. De aanbouwsels naast de toren ontbreken en de toren heeft nog de aanvankelijke hoogte voorzien van een korte spits (waarschijnlijk door Tavenier gefantaseerd). De prent van Cornelis Pronk uit 1727 laat de kerk in zijn uiteindelijke vorm zien, merkwaardigerwijs zonder de aangebouwde stovenkamer.

In de kerk bevindt zich een schilderij waarop de voorstelling van de kerk, toegeschreven aan de uit Middenbeemster afkomstige Pieter Carelsz. Fabritius (zie het paneel) , de vader van de schilder Carel Fabritius. Aangezien het schilderij van vóór 1661 is, zal de schilder de toren waarschijnlijk van een zelfbedachte spits hebben voorzien. Pieter Carelsz. Fabritius was de eerste schoolmeester in Beemster en tevens vanaf 1620 koster en voorzanger van de kerk.

Kerk1Zo werd deze rechthoekige zaalkerk, met de hoge slanke toren aan de westzijde, een zeer herkenbaar en markant element in het Beemster landschap.

De eikenhouten preekstoel en het doophek dateren uit de bouwtijd van de kerk, het koper-, tin- en zilverwerk uit de periode 1750-1775. De kerkbanken dateren ook uit de 18e eeuw.

De aan de kansel bevestigde zandloper draagt aan beide zijden een opschrift dat luidt: “Gelijk het uurglas ’s mensen hant zoo schudt Gods Almacht zee en lant. Dies elck hem roepe in ootmoet aen, Behoedt ons, Heer, of wij vergaan. 1 nov 1755 18 febr 1756”. De zandloper werd geschonken door Mr. Jacob Ripperse van Hoolwerff en zijn echtgenote vrouwe Johanna Elisabeth van Bredehoff uit Oosthuizen, de aanleiding vormde de grote watersnood en aardbeving in Lissabon in 1755.

Tegen de oostmuur van het schip, boven de preekstoel, is een epitaaf aangebracht voor de in 1618 overleden advocaat en raadsheer van de Oost-Indische Compagnie, Tobias de Coene. Het epitaaf vermeldt een latijns gedicht van Hugo de Groot, vriend van Tobias de Coene. Laatstgenoemde was de tweede dijkgraaf van de Beemster.

De aanbouw aan de noordwestzijde van de kerk, de zogeheten stovenkamer, is uniek in Nederland. Vroeger werd deze ruimte gebruikt om de stoven klaar te maken. De in het vuur gewarmde kooltjes werden in testjes in de stoven geplaatst en vóór de zitplaats van de eigenaar neergezet. Tevens konden verkleumde kerkgangers zich voor de dienst bij het haardvuur warmen. De stovenkamer is praktisch geheel voorzien van een 17e eeuwse wandbetegeling en heeft een originele open schouw.

Zeker aan de oost- en zuidkant is de kerk in de 17e eeuw voorzien geweest van gebrandschilderde ramen. Als gebruikelijk werden die toentertijd door allerlei instanties en steden geschonken. Glazen aan de zuidzijde werden in 1674 vanwege stormschade vervangen door nieuwe gebrandschilderde glazen. Medio 19e eeuw zijn al deze glazen vervangen door blank glas. Het huidige glas dateert nog grotendeels uit die tijd, behalve de twee ramen in de oostmuur waarin bij gelegenheid van de restauratie van de kerk midden 20e eeuw, gebrandschilderde ramen van Hans Royaards werden opgenomen. De kwaliteit van deze ramen is overigens twijfelachtig.

Vanaf 1638 tot 1829 werd in de kerk begraven waarbij 192 graflocaties ter beschikking stonden. Ook werd begraven op het kerkhof dat zich rondom de kerk bevond. Dit kerkhof werd in 1866 opgeheven toen de nieuwe begraafplaats elders in Middenbeemster in gebruik werd genomen.

Zo ontstond langzamerhand de zerkenvloer in het kerkgebouw, een vloer die vanwege het begraven en ook het van tijd tot tijd ruimen van graven, aan veranderingen onderhevig zal zijn geweest. Nog steeds is er een aanzienlijk aantal zerken dan wel delen daarvan uit de 17e-, 18e- en 19e eeuw. De topstukken zijn de dubbele zerk van Joan Reigersbergh en zijn echtgenote Sara van Oss. Reigersbergh was dijkgraaf in de Beemster van 1685 tot 1693. Sara van Oss stamde uit de belangrijke familie Van Oss, waarvan Dirck van Oss één van de grondleggers (“octrooi-aanvragers”) van de Beemster was.

Een andere belangrijke steen is de gedenksteen voor Tobias de Coene die als zerk is geplaatst (zie ook “de epitaaf”).

In 1847 werden ingrijpende werkzaamheden aan het interieur van de kerk uitgevoerd. Het aantal zitplaatsen werd met ongeveer 200 uitgebreid door plaatsing van een galerij (“gaanderij”) langs de noordmuur, de preekstoel met dooptuin werden verplaatst naar de zuidzijde en in de oostmuur werd een nieuwe ingang aangebracht. De eikenhouten banken werden overgeschilderd in dezelfde kleur als die van de nieuwe galerij. Aan de buitenzijde werd een manshoge pleisterlaag opgebracht, dit ter suggestie van natuurstenen opbouw.

In 1850 werden de gebrandschilderde glazen aan de oostzijde vervangen door blank glas “omdat de kerkgangers op de galerij te weinig konden zien”. Ook de glazen in de zuidramen (en wellicht ook aan de noordzijde) zullen omstreeks die tijd zijn vervangen door blank glas. De kerkbanken werden geschilderd.

Zo was medio 19e eeuw het interieur van de kerk in belangrijke mate veranderd, d.w.z. aangepast aan de wensen van die tijd.

De kerk kreeg zijn eerste orgel in 1784, gebouwd door Johannes Stephanus Strumphler. Dit één-klaviers instrument werd in 1868 met een tweede klavier (“Bovenwerk”) uitgebreid door Pieter Flaes. In 1908 leverde Pieter van Dam een geheel nieuw en aanzienlijk groter orgel waarin in beperkte mate pijpwerk en andere materialen uit het oude orgel werden overgenomen. Dit Van Dam-orgel werd tijdens de grote kerkrestauratie midden 20e eeuw door Willem van Leeuwen aanzienlijk omgebouwd (“naar de tijdsgeest”). Ook de gietijzeren orgelgalerij werd daarbij vervangen door een nieuw orgelbalcon met gemarmerde pilaren en het orgelfront verloor daarbij zijn rijzige monumentale gestalte.

Het orgel werd in 2001-2002 door Flentrop geheel gerestaureerd en in de oorspronkelijke situatie teruggebracht waarbij ook het orgelfront zijn aanvankelijke aanzicht weer herkreeg. Het instrument heeft belangrijke monumentale waarde.

In de periode 1954-1959 werd een grote restauratie van de kerk, zowel aan het exterieur als het interieur, uitgevoerd onder leiding van architect Cornelis Willem Royaards. Daarbij werd naast de nodige herstellingen het interieur weer geheel in de oorspronkelijke staat teruggebracht. De in de 19e eeuw geplaatste galerijen werden verwijderd, preekstoel en dooptuin werden weer naar de oostzijde verplaatst, de oostingang werd dichtgemetseld en, zoals eerder vermeld, werden gebrandschilderde glazen in de twee oostramen aangebracht. De kerkbanken werden van hun latere verflaag ontdaan.

De stovenkamer werd gerestaureerd met tegeltjes afkomstig uit de in 1947 verbrande boerderij “Pijlenburg” en een gedeelte van de wandbetimmering van de in 1936 verbouwde boerderij “Kronenburg” werd verwerkt in de consistoriekamer.

De poort van de kerk , aan de westzijde naar het marktplein, werd midden 20e eeuw voorzien van de resten van de oude poort van boerderij Vredeveld aan de Volgerweg in de Beemster. Dit betrof in het bijzonder de twee zandstenen pilaren. Het ijzeren hek en de siervazen van de originele poort werden gehandhaafd.

Aanvankelijk beschikte de kerk over drie kaarsenkronen (eind 17e eeuw). Deze kronen werden naderhand vervangen door olielampen, gevolgd door elektrische verlichting in witte bollen en uiteindelijk door de huidige de hanglampen afkomstig uit het voormalige “Het Bonte Paard” (stond tegenover het “Heerenhuis”, werd gesloopt). De oude hanglampen worden reeds lang niet meer gebruikt. De huidige kaarsenkroon is een kopie van een antiek model, wel zijn er wapenschildjes van de vroegere kronen in opgenomen.

De luidklok van 1621 in de toren werd in 1943 door de Duitsers gevorderd. In 1947 werd een nieuwe luidklok geplaatst.

Zo heeft de kerk van Middenbeemster sindsdien zijn oorspronkelijk aanzicht, zowel het exterieur als het interieur. De kerk is het oudste gebouw in de Beemster en wordt geroemd om de voortreffelijke akoestiek voor muziek.